De audiocassette: uitdagingen bij conservering en digitalisering Door: meemoo
Foto: Brecht Declercq – CC BY 4.0

In mei 2021 verscheen op AVA_Net een lange en interessante blog van Frank Holthuizen van het Limburgs Museum over de audiocassette als erfgoeddrager. Holthuizen beschrijft vol liefde de audiocassette als cultuurobject en vermengt zijn ervaringen als geluidsopname-amateur met een meer algemene inschatting van de erfgoedwaarde van de inhoud van audiocassettes in de vorm van muziek en woord. Getriggerd door Holthuizens enthousiasme voegt deze blogpost een perspectief toe dat focust op de conservering en digitalisering van dit unieke type drager van audiovisueel erfgoed.

Uitgangspunt is dat wie audiocassettes gebruikte, waarvoor en hoe, een niet te negeren invloed heeft op de conservering en digitalisering van audiocassettes. Om die invloed te verklaren put ik uit mijn persoonlijke ervaring met drie grote digitaliseringsprojecten van audiocassettes die ik de afgelopen tien jaar onder mijn hoede heb gehad (één voor de VRT en twee voor meemoo, goed voor in het totaal ruim 28.000 audiocassettes) en uit enkele standaardwerken en richtlijnen in audiovisuele conservering. 

Bedreigingen voor de dragers zelf

Frank Holthuizen noemt in zijn blog de audiocassette een dappere geluidsdrager, en hij heeft gelijk. In een markt die begin jaren zestig nog gedomineerd werd door geluidsbanden op open spoel was de cassette geniaal in zijn eenvoud. Hij was laagdrempelig genoeg voor de consument, maar had ook voldoende troeven om af en toe een professional te verleiden voor welbepaalde doelen. Het zijn dan ook de kenmerken van een typisch consumentenformaat die de preservering van de audiocassette bepalen. 

Voor uitvinder Lou Ottens gingen gebruiksgemak en standaardisatie van spelers en dragers voor op flexibiliteit in het bepalen van de technische parameters van de opname. Vergeleken met de geluidsband op open spoel kon je opnames op audiocassette nauwelijks configureren. Opnemen in stereo zat er bij de lancering in 1963 nog niet in en de opname- en afspeelsnelheid was op zeer zeldzame uitzonderingen na altijd dezelfde: 1,875 inch of 4,76 cm per seconde. Daarnaast gingen wat de band zelf betreft de compacte afmetingen voor op de stevigheid. De band is slechts 3,81 mm breed (tegenover 6,35 mm (1/4 inch), 12,7 mm (1/2 inch), 25,4 mm (1 inch) of zelfs 50,8 mm (2 inch) voor geluidsbanden op open spoel) en een stuk dunner: 7 à 18 micron tegenover 26 tot wel 50 micron bij geluidsbanden op open spoel. De geringe breedte was ook haalbaar omdat de band dankzij het omhulsel beter beschermd was tegen aanrakingen, stof, licht en zelfs een beetje tegen schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid. Doordat cassettetape monteren zo goed als onmogelijk is, komen bandlassen zo goed als niet voor, wat overigens niet wil zeggen dat de band nooit breekt.

Maar van welke conserveringsproblemen hebben audiocassettes dan last en hoe kunnen we deze problemen preventief of curatief behandelen? Om dat vast te stellen moeten we eerst de onderdelen van de drager zelf analyseren, te beginnen met de band. Deze bestaat uit een basislaag, soms aan de achterzijde voorzien van een coating, met daarbovenop een laagje metaaldeeltjes die meestal samen gehouden worden door een zogenaamde binderlaag. Het opnemen van het geluid is eigenlijk niets anders dan het magnetiseren van deze metaaldeeltjes, een proces dat overigens al op het einde van de negentiende eeuw was uitgevonden door de Deen Waldemar Poulsen op basis van werk van de Amerikaan Oberlin Smith.

De basislaag van de band zelf bestaat altijd uit polyester. Dit is een chemisch bijzonder stabiele stof, die haar meteen vrijstelt van enkele bekende conserveringsproblemen van bandgebaseerde beeld- en geluidsdragers, zoals brandbaarheid in het geval van nitraatfilm, of het azijnsyndroom bij vroege magnetische acetaatbanden op open spoel of filmpellicule. 

Verschillende cassettetypes

Als er conserveringsproblemen ontstaan op de geluidsband van audiocassettes dan zijn ze nagenoeg altijd te wijten aan chemische reacties tussen de binderlaag en de metaaldeeltjes die erin zitten. Bij de oudste audiocassettes bestond die binderlaag vaak uit PVC, maar vanaf de jaren zeventig kwam ook polyester-urethaan op. Bovendien ging men ook de samenstelling van de metaaldeeltjes variëren, om zo de reactie op de magnetisering tijdens het opnameproces te verbeteren. Zo ontstonden vier types van cassettes, elk gestandaardiseerd door de International Electromechanical Commission (IEC). Elk IEC-type had een eigen chemische samenstelling van de metaaldeeltjes en – daarvan afgeleid – een typische manier van magnetiseren die rekening hield met het aanbrengen van hoge en lage tonen (pre-amplificatie). Elk type van cassettes kreeg haar eigen combinatie van inkepingen in de onderkant. Zo kon de speler detecteren over welk type cassette het ging.

De vier IEC-types audiocassettes met hun naamgeving, kenmerken en de chemische samenstelling van hun metaaldeeltjes.
De onderkant van verschillende IEC-types audiocassettes, met aan de buitenkanten de verwijderbare anti-opnameclips. Bij Type III zijn de inkepingen op dezelfde plaatsen aangebracht als bij Type I. Bron: meemoo – CC BY 4.0

Soft binder syndrome (SBS)

Alle types cassettes kunnen een binderlaag van polyester-urethaan hebben, behalve de ‘Metal evaporated’ cassettes van IEC-type IV. Binderlagen van polyester-urethaan zijn erg vatbaar voor hydrolyse. Dit is een chemisch proces waarbij vocht uit de omringende lucht wordt aangetrokken, de binderlaag verzadigd geraakt en het vocht opnieuw wordt afgescheiden. Het resultaat is een kleverige tape, een fenomeen dat vaak wordt aangeduid met de koepelterm ‘soft binder syndrome’ (SBS). Bij audiocassettes wordt de kleverigheid vaak pas opgemerkt als de speler de cassette weigert af te spelen. De aandrijving is simpelweg niet krachtig genoeg om de band los te trekken. Als dat uiteindelijk wel lukt, is vaak een piepend geluid te horen. In zo’n geval is het beter de band even te laten drogen, een proces dat ervaren audiovisuele archivarissen soms proberen te versnellen door middel van een oven (ook wel baking genoemd). Hier is een waarschuwing wel op zijn plaats: bij audiocassettes van IEC-type IV met ‘Metal evaporated’ (ME) deeltjes, is baking zinloos en zelfs schadelijk. Omdat er simpelweg geen binderlaag is, moet de blockage een andere, vaak mechanische oorzaak hebben, en dan ook op een andere manier verholpen worden.

Ferrochroom-cassettes, IEC-type III, komen van alle IEC-types veruit het minst voor. (foto: Jean-Pierre Roche, bron: Wikimedia Commons)

Sticky shed syndrome (SSS)

In ernstige gevallen van SBS desintegreert de band en komen stukken binderlaag met metaaldeeltjes los van de basislaag tijdens het afspelen of spoelen. Dan spreken we van het ‘sticky shed syndrome’ (SSS). Deze kleverige afscheiding ligt vaak ook aan de basis van de welbekende ‘tape spaghetti’: de metaaldeeltjes komen los, accumuleren op de leeskoppen van de speler en blokkeren al snel de vlotte doorgang van de band, terwijl het aandrijfmechanisme vrolijk door draait en de band uit haar normale pad wordt geduwd en in de knoop geraakt. Niet voor niets zijn in professionele digitaliseringsbedrijven vaak frontloader audiocassettespelers te zien waarvan het laadklepje verwijderd is. Als de band uit het pad getild wordt kan ze vrij naar buiten vallen en raakt ze niet verstrikt in het loopmechanisme, wat de kans op plooien en breuken gevoelig verkleint.

Bij bandbreuken is plakken zeker een optie. Speciale klevertjes van de juiste breedte bestaan, maar ze zijn erg zeldzaam. Gelukkig kunnen ook bijgeknipte exemplaren van het type dat gebruikt wordt voor ¼ inch audiotapes op open spoel perfect dienen. Jammer genoeg zijn deze klevertjes ook langzaamaan moeilijker te vinden.

Audiocassette die te lijden heeft van een extreme vorm van het sticky shed syndrome. (Bron: fotocollectie van de auteur – CC BY 4.0)

Klimatologische invloeden

SBS is vaak een gevolg van te grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid in de opslagruimte. Maar temperatuurschommelingen kunnen op audiocassettes nog andere effecten hebben. Bij hoge luchtvochtigheid bestaat de kans op schimmelvorming – een probleem dat in onze contreien gelukkig weinig voorvalt en doorgaans relatief makkelijk verholpen kan worden. Een probleem dat hier frequenter voorkomt is het krimpen van de tape waardoor de windingen heel strak tegen elkaar getrokken worden. Dan ontstaat het zogenaamde doordrukeffect, waarbij de magnetisering (en dus het geluid) van de ene op de volgende winding wordt doorgedrukt, soms tot vier of vijf windingen verder. Afhankelijk van of de band opgespoeld of helemaal afgespoeld is bewaard, krijg je een onomkeerbaar echo- of pre-echo-effect in het geluid. Het doordrukeffect kan in de digitale postproductie hooguit een beetje verstopt, maar nooit volledig hersteld worden. Naast het zo veel mogelijk constant houden van temperatuur en luchtvochtigheid wordt daarom ook aangeraden om audiocassettes ook geregeld op- en af te spoelen, een operatie die jammer genoeg voor slechts weinig archieven haalbaar is, zeker als het gaat om grote collecties.

Kwetsbare mechanische onderdelen

Dat audiocassettes als consumentenformaat vaak werden bewaard in vochtige kelders of op slecht geïsoleerde zolders, maakt het risico op SBS en het doordrukeffect uiteraard niet kleiner. Maar naast de band kunnen ook andere cassette-onderdelen defect raken. De bewegende onderdelen van de cassette, zoals de bandwieltjes en de bandgeleiders, kunnen geblokkeerd raken, bijvoorbeeld door een verroeste as, of breken. En er is nog een onderdeeltje dat grote problemen kan veroorzaken: bovenaan de cassette, waar de tape onbeschermd blijft zodat ze door de leeskoppen kan worden afgetast, zitten onder de band één of meerdere kussentjes die de band ondersteunen en begeleiden. Deze kussentjes kunnen uitdrogen, verpulveren en op die manier binnenin de cassette belanden, waar ze ook de band kunnen vervuilen. Bovendien is de band bij het afspelen dan niet meer optimaal geleid en ondersteund, wat ervoor zorgt dat het geluid niet meer getrouw wordt weergegeven. Voor beide mechanische problemen is de eenvoudigste oplossing vaak om het omhulsel los te schroeven of los te breken en de band in een ander omhulsel te steken. 

Tot slot kunnen simpele maatregelen nog bescherming bieden tegen een aantal kleine, maar niet te negeren risico’s: 

  • Breek de anti-opnameclips uiterst links en rechts onderaan de cassettes af. Op die manier kan er niet meer per ongeluk op de cassettes worden opgenomen. 
  • Bewaar de cassettes rechtop in hun doosje. Het zorgt ervoor dat de windingen van de band mooi op elkaar blijven liggen, waardoor de tape meer gelijkmatig wordt afgespeeld. In geval van vochtinsijpeling loopt de band ook iets minder risico.
  • Bewaar de cassettes opgespoeld. Zo beschermt de leadertape de buitenste winding.
Binnenkant van een compact cassette (foto: Vermerris, bron: Wikimedia Commons)

Bedreiging van de afspeeltechnologie

Naast de bedreigingen van de informatiedragers zelf speelt bij audiovisueel archiefmateriaal natuurlijk ook de dreiging van het verouderen en zelfs uitsterven van de afspeeltechnologie. Hoe ernstig de toestand voor audiocassettes is, analyseren we aan de hand van de evolutie van technologische veroudering in acht stappen, zoals opgemaakt door Chris Lacinak (AVP) en overgenomen door Mike Casey (Indiana University) in zijn vaak geciteerde artikel Why Media Preservation Can’t Wait: The Gathering Storm.1 Hierbij valt op dat het traditionele pad van technologische veroudering voor audiocassettes niet rechtlijnig verloopt, en dat het belangrijk is een onderscheid te maken tussen consumententoestellen en de high end zijde van de markt.

1. Einde van de productie van de afspeelapparatuur
Hoewel er nog steeds audiocassettespelers worden gemaakt en er zelfs sprake is van een kleine revival in gespecialiseerde milieus, is de algemene trend overduidelijk dalend. Zelfs in het high end segment van de markt komen geen nieuwe modellen meer op de markt.

2. Einde van de beschikbaarheid van afspeelapparatuur op de commerciële markt
Gezien er nog nieuwe consumentenmodellen op de markt gebracht worden, zijn de voorraden nog lang niet uitgeput. Toch zien we bij de professionele apparatuur dat nieuwe modellen schaarser worden en dat zelfs modellen die bekend stonden om hun kwaliteit en betrouwbaarheid, zoals de Nakamichi Dragon, of de TEAC Z 7000, al een hele tijd nergens meer in hun originele verpakking verkrijgbaar zijn. 

3. Einde van de expertise bij reparatietechnici
De technologie van de audiocassettespeler lijkt eenvoudig, maar zeker voor het high end gamma is expertise in verband met reparaties niet meer voor de hand liggend. Audiocassettespelers repareren wordt stilaan het nichedomein van een kleine groep audiofielen.

4. Einde van de beschikbaarheid van instrumenten gebruikt door reparatietechnici
Zeker in het high end gamma vereist reparatie instrumenten die typisch zijn per merk en soms zelfs per model. Deze speciale instrumenten werden vaak voorzien door de producenten zelf, maar ze zijn al een tijd niet meer nieuw beschikbaar, en zelfs tweedehands soms niet meer te verkrijgen.

5. Einde van de beschikbaarheid van instrumenten nodig voor kalibratie en alignering
Hiervoor geldt hetzelfde als voor de reparatie-instrumenten: kalibratie en alignering zijn zeker nog mogelijk met generieke hulpmiddelen, maar om nog originele kalibratiecassettes van hetzelfde merk als de spelers zelf te vinden is een portie geluk nodig.

6. Uitputting van voorraden van wisselstukken en onderdelen
Voor zover reparatiepogingen nog ondernomen worden – en dit lijkt alleen voor professionele toestellen echt de moeite waard – worden wisselstukken en onderdelen vandaag vooral uit andere defecte toestellen gerecupereerd. Op zoek gaan naar originele voorraden bij de producenten is mede door de veelvuldige overnames op de elektronicamarkt een echt detectivewerk geworden dat economisch gezien nog weinig zin heeft.

7. Einde van de beschikbaarheid van de afspeeltoestellen op de tweedehandsmarkt
Dit stadium ligt voor audiocassettes duidelijk nog vrij ver in de toekomst. Toch is op de tweedehandsmarkt voor high end spelers de schaarste duidelijk merkbaar aan de vrij scherpe prijsstijgingen. Professionele toestellen die in de eerste helft van de jaren tachtig nieuw voor 1500 à 2000 euro werden verkocht, zijn vandaag tweedehands en in goede staat voor drie keer zo veel of meer te koop.

8. Einde van de expertise om dragers af te spelen
Ook dit stadium is voor audiocassettes nog lang niet bereikt. Of toch? Weten uw tienerkinderen nog wat het verband is tussen een audiocassette en een potlood?

Het verband tussen een audiocassette en een potlood (foto: AVA_Net)

Aandachtspunten bij de voorbereiding van een digitaliseringsproject

Uit het bovenstaande mag blijken dat audiocassettes noch wat betreft de dragers zelf, noch wat betreft de afspeeltechnologie tot de meest bedreigde audiovisuele dragerformaten behoren. Toch wil dat niet zeggen dat ze bij audiovisueelarchiefbeheerders niet op het prioriteitenlijstje mogen staan. Veel hangt immers ook af van de bewaaromstandigheden – niet alleen vandaag, maar ook in het verleden – en van de grootte van de collecties. En dan laten we het argument van de betere toegankelijkheid van gedigitaliseerd materiaal nog onvermeld.

Kosten

We mogen er rustig van uitgaan dat het op een professionele manier digitaliseren van grote hoeveelheden audiocassettes in de komende jaren gestaag duurder zal worden. Digitaliseringsprijzen zijn zeer moeilijk vergelijkbaar en hangen in grote mate samen met randfactoren van het betreffende project, zoals metadatacreatie en logistiek. Toch mogen we in de Benelux, waar de concurrentie tussen professionele digitaliseringsdiensten scherp is, uitgaan van zo’n 10 euro per uur voor hoeveelheden tot 10.000 uur. Voor hoeveelheden minder dan 1000 uur wordt vandaag makkelijk 20 euro per uur gevraagd. Als alle kosten eerlijk in kaart worden gebracht, zijn deze prijzen vaak toch nog lager dan die van het zelf uitvoeren van zo’n digitaliseringsproject. Tenzij er natuurlijk bijzonder gunstige omstandigheden in het spel zijn, zoals een goed onderhouden machinepark of een ploeg gemotiveerde en goed opgeleide vrijwilligers.

Breng de collectie in kaart

Maar hoe pak je nu zo’n digitaliseringsproject aan? Of je het nu zelf uitvoert of uitbesteedt aan een digitaliseringsbedrijf, ook voor audiocassettes geldt dat een goede voorbereiding het halve werk is. Zoals bij elk goed opgezet digitaliseringsproject van audiovisuele dragers is ook bij audiocassettes het in kaart brengen van de te digitaliseren collectie een goed begin. In het algemeen kan men stellen dat alle informatie over de dragers die een impact kan hebben op het digitaliseringsproces en die met enige zekerheid en zonder al te grote tijdsinvestering2 of risico voor de dragers verzameld kan worden, interessant kan zijn:

  • Het aantal dragers en de duurtijd
    Het in kaart brengen van de duurtijd wordt bij audiocassettes vergemakkelijkt door het feit dat de opnamesnelheid nagenoeg altijd dezelfde is (4,76cm/s) en de capaciteit van de band aan deze snelheid heel vaak op de cassette staat aangegeven, soms als deel van de typenaam (bv. Maxell C60, waarbij de 60 wijst op een opnamecapaciteit van ongeveer 30 minuten per kant) doorgaans met een kleine marge. Houd daarbij wel in het achterhoofd, dat hoe langer de aangegeven capaciteit is, hoe dunner en dus hoe kwetsbaarder de band.
  • Het beoogde aantal bestanden
    Hoe verhoudt het aantal dragers zich tot het aantal intellectuele entiteiten op de cassettes? Hoeveel radioprogramma’s, interviews, liedjes, … staan er op één cassette? En hoe wil het archief hier na digitalisering mee omgaan? Splitsen? Verschillende delen aan elkaar zetten? De eenheid van de cassette bewaren? En hoe moet dat dan met de A- en B-kant? IASA TC04, internationaal de breedst aanvaarde standaard inzake audiodigitalisering, zegt hierover niets, al wordt wel gesuggereerd dat twee geluidsbestanden, één per kant, kunnen opgeslagen worden in één bestandspakket, begeleid door een METS-bestand dat de inhoud beschrijft. De facto houden archieven bij het nemen van deze beslissing meestal de behoeften en verwachtingen van hun gebruikers voor ogen.
  • Subtypes, de technische opname-eigenschappen, conditie van de dragers
    Van welk IEC-type zijn de cassettes? Is er ruisonderdrukking gebruikt? Welke degradatiefenomenen duiken in welke mate op? Als er over dit laatste geen directe gegevens beschikbaar zijn, kan het interessant zijn om indirecte aanwijzingen hiervoor te verzamelen, zoals de leeftijd (soms in te schatten op basis van de opnamedatum van de inhoud), de merken en types, hun herkomst en de omstandigheden waarin de cassettes zijn bewaard.
Philips EL3301 uit 1964 (foto en bron: collectie Beeld & Geluid)

Dragers en afspeelapparatuur

Wanneer de collectie zelf beschreven is, kunnen de apparatuur en de dragers worden voorbereid. Indien een extern digitaliseringsbedrijf de opdracht uitvoert ligt die verantwoordelijkheid doorgaans bij hen, maar ook in dat geval is het interessant om hieraan eisen te stellen. Hoe beter de voorbereiding van de dragers, de apparatuur en de precieze digitaliseringswijze, hoe beter het resultaat. 

Wat de voorbereiding van de dragers betreft verwijzen we naar de conserveringshandelingen hierboven. Met name voor het bakdrogen en voor de reparaties bestaan goede instrumenten. Qua apparatuur zijn de belangrijkste schakels in de keten ongetwijfeld de spelers en de machine die het analoge in een digitaal signaal omzet, de zogenaamde AD-converter. Wat de spelers betreft verdient het aanbeveling om zo ver mogelijk weg te blijven van de toestelletjes die op de consumentenmarkt verkrijgbaar zijn en audiocassettes in één keer omzetten in een mp3-bestand, of de cassettespelers die in een schijfstation van een desktopcomputer kunnen worden ingebouwd. Deze toestellen voldoen bij lange na niet aan een hele reeks vereisten van professionele erfgoeddigitalisering.3

Afspeelmechanisme

Maar welke criteria zijn dan wel van belang bij het kiezen van goede audiocassettespelers voor digitalisering? Ten eerste moeten ze een goed functionerend loopmechanisme hebben, dat een constante snelheid garandeert. IASA TC04 laat een marge toe van 0,3% op de frequentie en 0,1% op snelheidsvariatie (wow en flutter). Beide aspecten kunnen gemakkelijk gemeten worden door een kalibratiecassette te digitaliseren en vervolgens te analyseren met open source tools zoals Audacity, waarvoor frequentie- en wow- en fluttermeters beschikbaar zijn. Daarnaast moeten de leeskoppen van de speler goed gealigneerd zijn met de opname (de zogenaamde azimuth-instelling). De koppen goed instellen is een eenvoudig werkje op voorwaarde dat het schroefje waarmee de kanteling kan worden aangepast, gemakkelijk bereikbaar is. Als dat het geval is, is het enkel nog een kwestie van de geluidsbalans mooi in het midden te krijgen. Er zijn toestellen die de hellingsgraad van de leeskoppen zelf automatisch instellen, bijvoorbeeld de Nakamichi Dragon en de Marantz SD 930, maar deze zijn ondertussen alleen nog tweedehands verkrijgbaar en zo goed als onbetaalbaar voor de meeste archieven. Tot slot verdient het aanbeveling om frequentie, wow en flutter en azimuth regelmatig zelf te testen, of het digitaliseringsbedrijf regelmatig testresultaten te vragen.

Equalisatie

Naast het afspeelmechanisme en de koppen vormt ook de equalisatie een belangrijk aandachtspunt. De speler moet simpelweg in staat zijn de verschillende IEC-types correct uit te lezen. Zoals eerder vermeld is dat vooral belangrijk omdat elk IEC-type zijn typische pre-equalisatie heeft tijdens de opname, die tijdens het uitlezen via equalisatie weer gecompenseerd wordt. Het is met name belangrijk om te weten of de zeldzame Type III-cassettes in de collectie voorkomen. Zij zitten in hulzen gelijk aan die van Type I, maar ze hebben dezelfde equalisatie nodig bij het afspelen als Type II. Indien de speler niet de mogelijkheid heeft om Type III-cassettes af te spelen, valt te overwegen om een machine te gebruiken met een manueel aanpasbare equalisatie, of de tape te verhuizen van de Type III- naar een Type II-huls. 

Ruisonderdrukking

Een andere belangrijke parameter is de ruisonderdrukking. Ervaring leert dat welke ruisonderdrukker bij de opname gebruikt is maar zelden goed gedocumenteerd is. Op dat moment zijn we afhankelijk van de goede oren van de digitaliseringstechnicus.4 Voor audiocassettes waren Dolby B, C en S de populairste ruisonderdrukkers, al kwam soms ook dbx voor. Als niet kan achterhaald worden welke ruisonderdrukking is toegepast bij de opname, moet een zogenaamde vlakke opname worden gemaakt, dus zonder ingeschakelde ruisonderdrukkingscompensatie.

Gebalanceerde audio-outputs zorgen ervoor dat het signaal getrouw wordt overgebracht van de speler naar de AD-converter. Bovendien moet de speler goed geïsoleerd zijn tegen magnetische straling, afkomstig van bijvoorbeeld bekabeling. Het is goed om te weten dat een kabel die onder een spanning van 230 V staat, een typische, constante bromtoon van ongeveer 50 Hz kan veroorzaken in het gedigitaliseerde eindresultaat. Tot slot moet, indien nodig, de afspeelsnelheid van de spelers aanpasbaar zijn aan de snelheden die in de collectie vertegenwoordigd zijn. 

Vereisten voor AD-converters en werkstations

Verder zijn er de AD-converters en de werkstations, de computers waarop het gedigitaliseerde signaal binnenloopt, zodat het kan worden omgezet in een geluidsbestand. De vereisten hiervoor hangen niet specifiek samen met het dragerformaat dat gedigitaliseerd wordt, maar het kan geen kwaad nog even een paar minimale vereisten onder de aandacht te brengen. Bij de AD-converters is het allereerst belangrijk dat er gebalanceerde analoge inputs en AES/EBU-outputs aanwezig zijn, die respectievelijk het analoge signaal binnenbrengen van de speler en overdragen naar het werkstation met de audio-opnamesoftware. Voor het testen van deze AD-converters bestaat een handige open source tool genaamd ADCTest, die toelaat deze apparatuur te testen op een aantal parameters die door FADGI zijn vastgelegd.5

De werkstations moeten krachtig genoeg zijn om het binnenlopende signaal permanent te kunnen verwerken, maar dat is met de krachtige processors van vandaag voor geluid in principe geen probleem meer. Toch kunnen ook de krachtigste computers hun aandacht soms laten verslappen, waardoor er zogenaamde interstitial errors in de geluidsgolf sluipen. Er bestaan vandaag verschillende methodes om die post factum te detecteren, maar onder het motto ‘beter voorkomen dan genezen’ verdient het alvast aanbeveling om alle netwerkverbindingen en geplande en automatische updates van de computers rigoureus uit te schakelen.6

Processtappen van de digitalisering

Als de te digitaliseren collectie in kaart is gebracht en de apparatuur is uitgekozen moet het eigenlijke proces nog worden bepaald. Een degelijke workflow voor de digitalisering van audiocassettes begint met een visuele inspectie, bijvoorbeeld op bandbreuken, de aanwezigheid van het geleiderkussentje enzovoort. Indien nodig volgt daarop uiteraard een reparatiestap. Vervolgens worden de dragers mechanisch geïnspecteerd: via een af- en opspoelbeurt, liefst op een toestel waarvan de lees- en schrijfkoppen zijn verwijderd, wordt duidelijk of de band nog makkelijk loopt. Indien niet, dan is de oorzaak vaak de kleverigheid van de tape of een mechanisch defect, zoals een verborgen bandbreuk. Indien nodig volgt ook hier reparatie: verluchten, overplaatsing naar een andere huls, bakdrogen en/of mechanische reparatie van de band of de onderdelen. Ook relubricatie, het opnieuw bevochtigen van een uitgedroogde band, kan nodig zijn.7

Na deze voorbereiding volgt de digitalisering. Die begint met een pre-run ter verificatie van de technische kenmerken van de drager en de opname: IEC-type, ruisonderdrukking, afspeelsnelheid, azimuth. Indien nodig worden de instellingen van de afspeelapparatuur aangepast, waarna de eigenlijke digitalisering kan gebeuren, om zo te komen tot de digitaliseringsmaster, het bestand zoals het uit de digitaliseringsketen komt. Als bestandsformaat wordt bij audio meestal voor lineaire pulscodemodulatie (LPCM) of FLAC gekozen van tenminste 24 bit bij 96 kHz, in een .wav, .bwf of .aiff-container. Tijdens de postproductiefase ondergaat deze digitaliseringsmaster eventueel kleine bewerkingen, zoals het wegknippen van stiltes aan het begin en einde van de opname, het opsplitsen of aan elkaar zetten van verschillende opnames of de A- en B-zijde. Zo ontstaat de nieuwe archiefmaster. Hiervan kunnen dan weer digitaal gerestaureerde versies worden gemaakt of kopies aan een lagere resolutie en/of grotere compressie ten behoeve van specifiek hergebruik. In ieder geval is het raadzaam elke processtap zorgvuldig te documenteren, best met vermelding van wie wat wanneer heeft gedaan, met welke apparatuur en met welk resultaat. Op die manier kan in geval van een systematische fout snel nagegaan worden welke archiefmasters geaffecteerd zijn. 

Tot slot

De audiocassette is geniaal in zijn eenvoud, dankzij het less is more-uitgangspunt van de uitvinder. Ondanks het feit dat er op het moment van de uitvinding in 1963 nauwelijks een drager te vinden was met een grotere informatiedichtheid, is hij bovendien robuust. Beide factoren hebben hun invloed op de conservering en de digitalisering. Zelfs bij oudere cassettes zijn mechanische defecten eerder zeldzaam. Ook wat de veroudering van de afspeelapparatuur betreft, scoort de audiocassette nog altijd relatief goed. Bijna zestig jaar na de uitvinding worden er nog altijd dragers én afspeeltoestellen geproduceerd.

Toch verdient de audiocassette de aandacht van elke beheerder van audiovisueel erfgoed. Audiocassettes zijn nagenoeg uitsluitend gebruikt als consumentenformaat, waardoor ze vaak een groot deel van hun leven in een suboptimale opslagomgeving hebben doorgebracht. Ernstige degradatie van de band zelf is niet zelden het gevolg. Ze uit zich in fenomenen zoals het doordrukeffect of een kleverige band. Bovendien was de technologie zo laagdrempelig, dat de audiocassette tot de meest verspreide audiovisuele consumentenformaten behoort. Een deel van de uitdaging zit dus ook in de grote hoeveelheid en verspreiding.

Gelukkig is de digitalisering eenvoudig: al bij het instellen van de apparatuur kan er veel minder fout gaan dan bijvoorbeeld bij ¼” audiotapes of lakplaten. Toch is zoals bij elk digitaliseringsproject van audiovisuele dragers een professionele benadering geboden. We hopen dat dit artikel een goede inleiding vormt voor wie een dergelijk project plant. Zoals Frank Holthuizen heeft aangetoond, is de erfgoedwaarde van de inhoud die op audiocassettes wordt bewaard, zeker voldoende hoog om zo’n aanpak te rechtvaardigen.

Nuttige naslagwerken, gespecialiseerde artikelen en werkinstrumenten voor de conservatie en digitalisering van audiocassettes.

Over de conservatie en digitalisering van audioformaten, incl. audiocassettes:
– Brylawski, S, Lerman, M., Pike, R., Smith, K. (eds.), ARSC Guide to Audio Preservation. Eugene, OR – Washington, DC, ARSC, 2014.
– Casey, M., Gordon, B., Sound directions. Best practices for audio preservation. Cambridge (MA) – Bloomington (IN), Harvard University, Indiana University, 2007.
– IASA Technical Committee, Guidelines on the Production and Preservation of Digital Audio Objects, ed. by Kevin Bradley. Second edition 2009. (= Standards, Recommended Practices and Strategies, IASA-TC 04).

Instrumenten voor de determinatie van audiovisuele formaten en de inschatting van hun conservatietoestand:
www.kenjedrager.be
– Casey, M. FACET. The Field Audio Collection Evaluation Tool. Format characteristics and Preservation Problems 1.0. Bloomington (IN), 2007.

Een evaluatie van een digitaliseringsproject voor audiocassettes:
iMinds / VIAA, Digitalisatie Golf 1 – compact audiocassette. Eindrapport v1.0. Gent, 2015.

Een werkinstrument voor het opmaken van een aanbestedingsdossier voor audiovisuele migratie, bijvoorbeeld voor audiocassettes:
Declercq, B., Bauer, Chr., Barcella, D. (e.a.) Guide to compose tendering specifications for the outsourced migration of audiovisual content. Dublin, FIAT/IFTA, 2020.

Dit artikel is opgenomen in de AVA_Net Kennisbank. Handig voor als je het later nog eens wil nalezen, downloaden en uitprinten.

Noten

1. Casey, M. Why Media Preservation Can’t Wait: The Gathering Storm. In: IASA Journal 44 (2015, 1).
2 Voor sommige archieven is het verleidelijk om in deze fase ook een inhoudelijke selectie te maken. Soms is het echter efficiënter om deze selectie pas uit te voeren na de digitalisering, met name als het verschil in de selectiekost per cassette in de analoge wereld versus de digitale wereld hoger uitkomt dan de kostprijs van de eigenlijke digitalisering.
3 Enkele voorbeelden: een lossy compressed bestandsformaat zoals mp3 is vaak de enige keuze als outputformaat, de verbinding tussen de leeskoppen en de AD-converter is meestal niet gebalanceerd en de onderdelen zitten vaak zo dicht op elkaar dat de elektrische spanning op de bekabeling een bromtoon op het geluid kan introduceren.
4 Een goede inleiding in dit thema, met geluidsvoorbeelden is Ranger, J. Preservation Of Audiotape & The Dolby Noise Reduction System. AVP, 2013. Geraadpleegd op 21 juni 2021: https://www.weareavp.com/preservation-audiotape-dolby-noise-reduction-system
5 Voor een goed overzicht van de redenen en voordelen van goede testapparatuur, inclusief een downloadlink voor ADCTest: FADGI Audiovisual working group, Guidelines: Analog-to-digital converters (ADCs): metrics and measurements at low cost. FADGI, 2019. Geraadpleegd op 21 juni 2021: http://digitizationguidelines.gov/guidelines/digitize-audioperf-lowcost.html
6 Een uitgebreid rapport over het fenomeen interstitial errors is beschikbaar als Lacinak, Chr. Interstitial Error Study Volume I. The Study Report. AVPreserve, 2013. Geraadpleegd op 21 juni 2021. 
7 Voor meer toelichting hierover, zie: Giné Guix, E. Re-lubrication of Compact Cassette Tapes with SBS (Soft Binder Syndrome). In: IASA Journal 44 (2015, 1).

Meer artikelen